Martin van Gent was een van de weinige kampoverlevenden die wel kon praten over wat hij had meegemaakt. Tot op hoge leeftijd wist hij zich de kleinste details te herinneren. In het Waschraum, waar hij zich na binnenkomst in concentratiekamp Neuengamme moest uitkleden en werd geschoren, zag hij de schoorsteen van het crematorium. 'Daar gaan jullie allemaal spoedig doorheen', wees de Kapo, de toezichthouder.
Martin van Gent was een politieagent met een duidelijke mening, die niets moest hebben van het nationaal-socialisme. Hij vertikte het om Joden te arresteren, distributiekantoren te bewaken en neergeschoten Engelse piloten op te pakken. Dienstweigering, vonden zijn nazi-superieuren. In oktober 1944 deporteerden ze hem naar Neuengamme, vlak bij Hamburg. 'Als ik geweten had dat we daarnaartoe gingen, dan was ik tien keer de trein uit gesprongen', zei hij later.
Tegen het einde van de oorlog ging hij van kamp naar kamp, onder steeds beroerder omstandigheden. Totdat er alleen nog maar gras en boomschors over was om te eten. Toen hij op 2 mei 1945 in Malchow door de Russen werd bevrijd, kon hij niet eens meer blij zijn. Hij droeg een oude papieren cementzak om zijn uitgemergelde lichaam en liep op houten kleppers die hij van een lijk had weggenomen.
Een vliegtuig van het Franse Rode Kruis bracht hem richting huis, waarna hij door een Canadese truck in zijn woonplaats Enschede werd afgezet. Hij had dysenterie en tbc.
In het Duitse archief is, naast zijn portemonnee en zijn kampnummer, ook het embleem van zijn politiepet bewaard gebleven. Dat zou hij graag terug hebben gekregen, zegt zijn halfzus Ineke. 'Hij zou er trots op zijn geweest.'
De ontvangst bij de Amsterdamse politie was na de oorlog uiterst koel. Veel agenten waren fout geweest in de oorlog en Martin hield ook daarover zijn mond niet. De oorlog had van hem een cynicus gemaakt. 'De mens is puur slecht', vond hij. Hij veranderde van baan en werd hoofd commerciële projecten op Schiphol. Daar was hij, tot verbazing van Ineke, een graag geziene man. 'Wij zagen vooral de getraumatiseerde Martin. Het kamp was er altijd, in zijn manier van eten, in zijn dwingende gedrag, in zijn extreme zuinigheid.'
Inekes man, van Joodse komaf, zegt: 'Martin was vreemd, maar ik had respect voor hem. Dankzij mensen als hij heeft een deel van mijn familie de oorlog overleefd.'
Aan het einde van zijn leven ging Martin van Gent terug naar het kamp waar hij in 'de hel' was beland. 'Ik ben geen held', zei hij toen. 'Ik heb alleen geluk gehad. Daarom leef ik nog.'
Arend Smit liep recht in de val nadat hij zijn vrouw op de trein had gezet. Hij zat ondergedoken in het Gelderse Voorthuizen omdat hij weigerde voor de Duitsers te werken, zijn vrouw kwam hem af en toe vanuit Haarlem opzoeken. Toen ze hem bekende dat ze hem zo miste, besloot hij haar een stukje weg te brengen. Na het afscheid werd hij op het station van Barneveld ingerekend.
In de gevangenis van Arnhem ontving Arend twee ansichtkaarten, een van zijn moeder en een van zijn tante Nely. Zonder zijn naam erop, alleen met het nummer van gevangene 4562.
De ansichtkaarten reisden met Arend Smit mee op zijn trieste laatste tochten: naar kamp Vught, daarna naar kamp Amersfoort en uiteindelijk naar concentratiekamp Neuengamme, waar hij op 14 oktober 1944 aankwam.
Daar werd hij te werk gesteld in buitenkamp Meppen-Dalum, waar de omstandigheden verschrikkelijk waren. Hij stierf op 17 januari 1945.
Zijn ansichtkaarten kwamen naamloos in een Duits archief terecht. Een archiefmedewerker moet hebben gedacht dat het adres op de kaart de naam van de gevangene was. Zo kreeg Arend Smit per abuis de naam 'Luis Verbanning', een verkeerde weergave van het met krulletters geschreven 'Huis van Bewaring'. Een medewerker van het Gelders Archief ontdekte voor ons in het oude gevangenisregister de naam van de gevangene met nummer 4562.
Dochters Hanna (83) en Doortje (81) kwamen naar kamp Amersfoort om de laatste bezittingen van hun vader in ontvangst te nemen. De ansichtkaarten van thuis moeten Arend Smit in zijn cel troost hebben gegeven, en dat doen ze zoveel later weer, in de handen van zijn dochters. Hanna vertelt dat zij in het begin nog weleens mee mocht naar de onderduikplek van haar vader. Maar ze kletste wat af in de trein ('Wij gaan naar papa'), haar aanwezigheid werd te riskant. Ze heeft nog jaren gehoopt dat haar vader terug zou komen: 'Heel lang ben ik om me heen blijven kijken, misschien zou hij ergens in de menigte opduiken?'
Jongste dochter Doortje was 2 jaar oud toen haar vader werd opgepakt. Ze laat een ordner vol knipsels en documenten zien over het kamp waar hij naartoe werd gedeporteerd. Zo heeft ze zich een voorstelling proberen te maken van zijn laatste maanden.
De terugbezorgde ansichtkaarten leverden een onverwachte toegift op. Paul Smit las het verhaal over Arend op de site van de Volkskrant, zag diens foto en werd erdoor getroffen: Pauls vader was een halfbroer van Arend, de gelijkenis is treffend, schreef hij ons. Paul wist dat Arend in Duitsland was overleden en een weduwe had achtergelaten, maar hij wist niet dat ze twee dochters hadden. Binnenkort ontmoeten ze elkaar.
Op zondag 25 februari organiseert Nationaal Monument Kamp Amersfoort een bijeenkomst over de Gestolen Herinneringen. Om 11 uur en om 1 uur vertellen nabestaanden van oud-gevangenen het verhaal achter de teruggebrachte bezittingen. Volkskrant- onderzoekers geven inzicht in hun zoektocht naar families. Op vk.nl/gestolenherinneringen staat een lijst met namen van oud-gevangenen van wie we nog nabestaanden zoeken. Reageer via de website of mail naar gestolenherinneringen @volkskrant.nl